Kapper Ronald
Ik zal een jaar of vijftien zijn geweest, toen er in ons dorp Waddinxveen een nieuwe kapperszaak kwam. Je haar laten knippen was tot dan toe vooral dat wat deze woorden letterlijk zeggen. En werd daar gedaan waar je ouders je naartoe brachten. Maar nu was er dus Interhair. Alleen de naam klonk al werelds en het duurde dan ook niet lang of een ieder die zichzelf modern en modieus achtte moest daarnaartoe.
De eerste keer werd echter een grote teleurstelling. Een kapster had mij een naar mijn mening wel zo idioot kapsel gegeven, dat ik in sneltreinvaart naar huis fietste en daar linea recta naar boven ging om mijn haar te wassen en zelf opnieuw te stylen. Normaliter zou ik nooit meer zijn teruggekeerd, ware het niet dat Interhair populairder en populairder werd. De tweede keer had ik geluk. In de zaak werkten namelijk ook twee kappers. Ronald (de filiaalmanager) en Peter. Van die stoere, lange, slanke, (uiteraard) goed geknipte en modieus geklede, jonge mannen, waar je jaloers naar kon kijken in de trant van: ‘zo wil ik er ook uitzien…’ Die tweede keer werd ik geknipt door Peter. Daarna vroeg ik voortaan bij het maken van een afspraak naar hem. Zo bleef hij mij een tijdje knippen, totdat hij (als promotie) een nieuw filiaal mocht gaan leiden in Woerden. En zo kwam ik als klant bij Ronald.
Over de betekenis van een kapper zijn vele artikelen geschreven. Ronald knipte mij in ieder geval in de jaren die je op jonge leeftijd zo vormen. Kwam er een belangrijk (school)feest aan, dan zat ik vlak daarvoor bij hem in de stoel. Een nieuwe date? Idem. En in de tijd dat ik een bijbaantje in een kledingwinkel had, kwam ik soms wel iedere twee of drie weken bij hem. Na enige tijd ging Ronald naar Gouda, om daar een nieuw filiaal te openen (niet veel later werd hij daar ook eigenaar van en noemde hij de zaak Styles). Voor mij geen probleem, ik ging gewoon met hem mee. Als Waddinxvener was Gouda immers dé grote stad waar je toch al je kleding kocht. Ook toen ik daarna in Rotterdam ging studeren, bleef Ronald mijn haar doen. Dat combineerde ik met het weekendbezoek aan mijn ouders (en als het niet anders kon ging ik gewoon even op en neer, daar was die OV-kaart immers ook goed voor). Zelfs toen ik na mijn studie verhuisde naar Leeuwarden, bleef ik dit jarenlang doen. Soms ging ik op donderdag vanuit mijn werk in Alkmaar of Amsterdam eerst naar mijn vader in Waddinxveen om samen te eten (mijn moeder was al in 1997 overleden) en daarna (op koopavond) door naar Gouda, om vervolgens pas laat op de avond (maar wel weer goed geknipt) terug te keren in Leeuwarden. Zo keek ik dus vanaf mijn zestiende tot ongeveer mijn 34e maar bij één persoon in de kappersspiegel. Totdat het door een aantal factoren simpelweg niet meer te combineren viel: ik ging weer werken in Leeuwarden en mijn vader ging wonen in een verpleeghuis, waardoor ik eigenlijk alleen op zaterdag in Gouda kon zijn, terwijl Ronald (destijds) juist besloot om op zaterdag zelf niet meer te werken.
Na het uitproberen van één of misschien twee lokale zaken, ging ik voortaan naar de dichtsbijzijnde (overigens naar mijn mening ook prima) kappers. Het kreeg een heel andere betekenis. Aan de ene kant werd het functioneel. Aan de andere kant werd het jarenlang ook een uitje met mijn zoon Evan, die dan weer thuiskwam met ‘spikes’ of een zelfgekozen (uitwasbaar) kleurtje in zijn krullen. Na het overlijden van mijn vader in 2010 kwam ik ook bijna nooit meer in Gouda. Wel af en toe op familiebezoek, maar niet meer in het centrum. Toen in de zomer van 2021 mijn nichtje trouwde, was het dan ook al zeker zestien jaar geleden dat ik Ronald voor het laatst had gezien. En omdat we dat weekend toch in Gouda waren, wilde ik even kijken of hij er ook was. De winkel was inmiddels verhuisd, anders van inrichting, heette nu Jack Styles en naast de kapperszaak was er onder andere ook een groothandel bijgekomen. En ook Ronald zelf was veranderd. Qua uiterlijk dan. Toen ik de winkel binnenstapte en vroeg of Ronald er misschien ook was, kwam er juist een ‘barbier’ aanlopen met grote baard, dito tattoos, donkere bril, armbanden en een lederen vest. “Hé, woon je nog steeds in Friesland?” vroeg hij meteen. En met een kritische blik op mijn haar: “Je kunt wel zien dat ik je niet meer knip!”
Afgelopen vrijdag pakten we de draad weer op. Na zo’n achttien jaar zat ik weer eens bij hem in de kappersstoel. In een half uur passeerden bijna twee decennia vliegensvlug de revue. Na mijn bezoekje in de zomer van 2021 had ik mij voorgenomen dat weer eens te doen. En mijn haar ervoor te laten groeien. Al was het maar om dit verhaal nog eens te herbeleven.