SBBLD

Mijn eerste hoogtepunt

Deze tekst verscheen eerder in 2010 in mijn boek ‘Achter een paar mooie hardloopbillen’.

Elke loper met een beetje ervaring zal je vertellen, dat je voor het lopen van een bepaalde afstand, in principe die afstand niet hoeft te hebben gelopen tijdens de voorbereiding. Het laatste stuk loop je op karakter, zeggen ze dan. Maar zo werkt het niet voor mij. Noem het zekerheid zoeken of controle over mijn lot willen hebben. No way, dat ik tijdens mijn eerste loopevenement voor mijn eigen thuispubliek moet opgeven.

Mei 2008. De marathon van Leeuwarden. Hoewel de afstand inmiddels een peulenschil voor mij is, sta ik stijf van de spanning. Dat gebeurt heel af en toe, maar zeker niet in deze mate. Ik laat mij hierdoor echter niet weerhouden. “Feel the fear, but do it anyway”, zeg ik immers ook vaak tegen anderen. Maar goed, ik sta die bewuste zondag dus strak gespannen. De wekker is de avond daarvoor op de gebruikelijke tijd gezet. Uitgebreid neem ik de tijd om voldoende te eten en te drinken en mij geestelijk voor te bereiden.

Ruim op tijd stappen we in de auto. Mijn vrouw rijdt, want ik moet mij natuurlijk ontspannen. Mijn zoon heeft een spandoek voor mij gemaakt, waarop ik al als kampioen wordt bestempeld. Als hij had geweten dat zijn vader achterin zou starten en eindigen, had hij wellicht voor een iets andere tekst gekozen. ‘Meedoen is belangrijker dan winnen’ of zoiets. Aan het einde van de straat wacht echter al de eerste uitdaging. Juist op deze dag heeft een van de zwanen die in onze wijk broeden ervoor gekozen om zich midden op de weg in onze straat te posteren. Niet van plan te wijken voor welk gevaar dan ook. Sterker nog: de zwaan valt elke naderende auto aan. Mijn vrouw durft er niet langs en zet de auto in zijn achteruit. De zwaan – de overwinning ruikend? – loopt met ons mee. Wij naar links. De zwaan volgt. Wij naar rechts. De zwaan idem. Omdat dit de enige uitweg is uit onze straat, ontstaat daar dus een patstelling. Ik zie het al helemaal voor mij dat ik mijn eerste loopevenement door een zwaan ga missen. We zijn al een minuut of tien bezig, wanneer we het toch voor elkaar krijgen de zwaan naast onze auto te krijgen. “Gassen!” roep ik meteen. Eindelijk zijn wij er voorbij. De zwaan komt ons nog een stukje achterna. Maar deze hindernis is genomen en ik kan mij weer concentreren op de strijd die voor mij ligt.

De auto parkeren we bij mijn werk en van daaruit lopen we naar de start en finish in het centrum. Onderweg krijg ik opeens een hongergevoel. Oh nee, denk ik. Dat moet niet gebeuren. Gelukkig heb ik –  met het oog op de zware tocht – bananen bij mij. In de korte tijd tot aan de start gaan er toch zeker drie naar binnen. In de stad is het al gezellig druk. Diverse collega’s maken zich eveneens op voor hun loop. Ons bedrijf heeft een tot mobiele winkel omgebouwde vrachtwagen en deze heeft een toilet. Goed voor de nodige zenuwplasjes voor de start. Ik maak daar dan ook dankbaar gebruik van. Op het moment dat het zover is om richting de start te lopen zie ik mijn collega’s een voor een hun extra kleding uittrekken en achterlaten in onze bus. Om mij heen lopen de collega’s nu in shirtjes met korte mouwen en korte broekjes. “Moet jij niet iets uittrekken”, wordt mij gevraagd. “Eh, nou nee, dit is mijn loopkleding”, geef ik aan. Ik zie verbaasde gezichten. Voor alle duidelijkheid: ik ben getooid in een pet, zonnebril, thermoshirt met lange mouwen, hardloopshirt met korte mouwen en een hardloopjasje met lange mouwen. Van onderen heb ik een lange tight aan. Met daaronder nog een korte.

Samen lopen we naar de start. Daar aangekomen kies ik ervoor om maar zo ver mogelijk naar achteren door te lopen. Ik wil vooral de snellere goden niet in de weg lopen of – erger nog – door velen worden ingehaald. Wachtend op het startschot hoor ik dat de naam van Vincent wordt omgeroepen. Leuk, denk ik. Vincent doet net als vorig jaar dus ook weer mee. Die staat als fanatieke loper vast vooraan bij de start. Ze hebben hem natuurlijk herkend als bekende loper en organisator van een andere marathon. Terwijl ik daar klaar sta in afwachting van de start, voel ik dat ik nogmaals moet plassen. Zenuwen, niets meer en niets minder. Maar ik moet wel. Veel geschikte plekken zijn er niet. Naast de start ligt weliswaar een park, maar dat is vol met publiek en deelnemers die bezig zijn met hun warming up. Bovendien heb ik de loopkleding van ons bedrijf aan, met groot daarop ons logo. Het laatste dat ik wil is ‘wildplassend’ met ons logo op de foto in de krant verschijnen: “Een directielid van uw zorgverzekeraar vlak voor de start”… Maar ja, ik moet echt nodig. Dus toch maar een sprong over de dranghekken richting de bosjes voor een laatste zenuwplas.

Eindelijk ben ik er klaar voor. Het duurt zeker vijf minuten vanaf het startschot tot aan het moment waarop ik de startlijn passeer. Bij de start zwaai ik naar mijn vrouw, zoon en schoonouders. Dan ben ik weg. Nou ja, weg… Links en rechts word ik ingehaald door diverse clubjes gezellig kletsende dames, diverse senioren, overduidelijk ongetrainde en met overgewicht kampende medelopers die ongetwijfeld te hard van stapel lopen. Maar ik laat mij nergens door opjagen. Onderweg word ik door diverse bekenden en collega’s aangemoedigd. Halverwege wordt het advies echter stelliger: “Kom op Alvin, je bent nu wel warm, gas geven!” In problemen kom ik de gehele route niet. Aan het einde heb ik in tegenstelling tot anderen nog over en haal dus diverse bekende gezichten weer in. Dan zie ik het spandoek bij de finish hangen. Ik pers er nog een extra versnelling uit. Aangekomen bij het spandoek blijkt het echter een aankondiging te zijn: finish over 500 meter. Dus moet het sprintje nog even worden verlengd. Maar daar is het dan toch echt: de eindstreep.

Trots loop ik de finish over en druk mijn stopwatch in. Ik kijk. Oeps, denk ik. Dit staat morgen in de krant en voor altijd op internet. Maar het kan de pret niet drukken. Ik neem gejuich en medaille in ontvangst. In de menigte vind ik mijn vrouw en zoon. Van hen krijg ik een bloemenkrans en een beker met daarop ‘nummer 1’. Bovendien nog een bos bloemen van mijn schoonouders. Ik voel mij helemaal top! Vorig jaar stond ik aan de kant. Dit jaar heb ik meegedaan. Dat voelt ontzettend lekker. Later zit ik in de sponsortent na te genieten met een hapje en een drankje. Daar ontstaat de ambitie om verder te gaan. Want hoewel ik het een prachtig eerste hoogtepunt vind, ben ik stiekem jaloers op de mensen om mij heen die de tien kilometer of de halve marathon hebben gelopen.

In de sponsortent zoek ik naar Vincent. Ik tref hem echter niet. Ook niet in de menigte daarbuiten. Jammer, denk ik. Ik had graag mijn succes met hem gedeeld. Wanneer we later die middag teruglopen naar de auto sms ik hem: “34m5s. Niet snel maar het ging wel lekker. Op naar de 10 in Groningen!” Heerlijk ontspannen laat ik mij vervolgens weer terugrijden naar huis. Wat een mooie dag!